• Nederlands
  • Français
  • Deutsch
  • English

VZW wetgeving

Elektronische nieuwsbrief
Woensdag 22 november 2017
Vrijetijdswerk :  verwarring alom! – nieuwsflash nr. 172
In de laatste VZW-Review die u van ons ontving (VZW-Review nummer 178, blz. 5-6) kon u een artikel lezen over het nieuwe statuut ‘vrijetijdswerk’ dat in werking zou treden op 1/1/2018.  Het nieuwe statuut biedt de mogelijkheid om tot 500 of 1.000 euro per maand, maar begrensd tot 6.000 per jaar, onbelast te kunnen bijverdienen in de non-profitsector. Het statuut is er enkel voor wie gepensioneerd is of voor personen die minstens voor 4/5e tewerkgesteld zijn. Eind oktober legde de kern van de federale regering een lijst van functies en activiteiten vast waarop het statuut van toepassing zou zijn.
Aangezien de datum van inwerkingtreding met rasse schreden nadert, begrijpen wij dat u als bestuurder/medewerker/vrijwilliger van uw vzw met de nodige vragen zit omtrent de toepassing van dit statuut. Het is op dit moment echter quasi onmogelijk om reeds voorbereidende stappen te zetten binnen uw organisatie. Aangezien er op dit ogenblik enorm veel vragen zijn omtrent dit statuut, maar nauwelijks antwoorden, sturen wij u deze nieuwsflash
Nieuw statuut: onduidelijkheden omtrent de benaming
Het nieuwe statuut is intussen al aan zijn derde benaming toe. Waar men aanvankelijk sprak over het semi-agoraal statuut en later over het statuut van vrijetijdswerker, blijkt uit een persbericht van de bevoegde minister dat uiteindelijk de benaming verenigingswerk gebruikt wordt. Een benaming die nogal wat verwarring met zich meebrengt: iedereen die een handje helpt binnen uw vereniging zouden we als een verenigings(mede)werker kunnen beschouwen, maar lang niet iedereen zal hiervoor een maandelijkse vergoeding ontvangen. Spraakverwarring omtrent de correcte terminologie loert aldus om de hoek.
Hoogte van de vergoeding: onduidelijkheden omtrent het maandbedrag
Aanvankelijk was er sprake van een bedrag van maximum 500 euro per maand dat men onbelast en vrij van RSZ kon bijverdienen. Op die manier zou men op jaarbasis maximum 6.000 euro kunnen bijverdienen. Volgens de laatste berichten is er nu sprake van een bedrag van maximum 1.000 euro per maand, maar blijft de jaargrens van 6.000 euro wel behouden.
Lijst van toegestane activiteiten: onduidelijkheden inzake interpretatie
De lijst van toegestane activiteiten en functies zorgt voor de grootste verwarring binnen de verschillende sectoren, niet in het minst in de socio-culturele sector, waar veel van de functies en activiteiten zijn terug te vinden.
We geven een aantal voorbeelden:
De ‘vormingsmedewerker in het kader van de bijstand aan personen’ komt in aanmerking voor het verenigingswerk. We kunnen ons de vraag stellen wat een ‘vormingsmedewerker’ is, wat bedoeld wordt met ‘bijstand’ en om welke ‘personen’ het gaat? Hierover bestaat geen duidelijkheid.
Ook een persoon die actief is bij initiatieven voor volksontwikkeling kan een verenigingswerker zijn. De term ‘volksontwikkeling’ is echter een begrip waarmee men vroeger de huidige sector van het sociaal-cultureel volwassenenwerk beschreef. Vanuit die sector bereiken ons de berichten dat zij zich de vraag stellen of dit volwassenenwerk onder het nieuwe statuut valt?
Ook worden her en der in de functieomschrijvingen ‘beheerders’ en ‘coördinatoren’ opgenomen, zonder verdere informatie over de inhoudelijke invulling van deze begrippen in de omschreven sectoren. En zo kunnen we nog wel even doorgaan…
Nochtans is het absoluut noodzakelijk om deze begrippen correct te kunnen interpreteren. Wanneer uw vereniging later een controle krijgt van de sociale inspectie, waarbij deze achteraf oordeelt dat het nieuwe statuut verkeerd werd toegepast, dan zijn de gevolgen niet te overzien. De verenigingswerker wordt dan plots een werknemer en uw vzw wordt werkgever, met alle gevolgen van dien op vlak van RSZ, belastingen, patronale bijdragen, …
Wat met de toepassing van de arbeidswet?
Inzake vrijwilligerswerk zijn heel wat bepalingen van de arbeidswet van toepassing. Hoe verhoudt zich dit tot het nieuwe statuut van verenigingswerker? We denken aan de bepalingen rond de minimumleeftijd, nachtarbeid, zondagswerk, welzijn op het werk, …
Kan men nog vrijwilliger zijn?
Een pertinente en zeer belangrijke vraag waarover nog niet werd gecommuniceerd, is hoe deze nieuwe regeling zich verhoudt tot het vrijwilligerswerk. Kan een verenigingswerker nog vrijwilliger zijn binnen zijn organisatie? Kan men het vrijwilligerswerk en verenigingswerk combineren binnen verschillende organisaties? Kan men een forfaitaire vergoeding krijgen en daarbovenop een vergoeding voor verenigingswerk?
Verzekeringen?
Welke verzekering zal men moeten afsluiten? We nemen aan dat een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering verplicht zal zijn. Moet er tevens een ongevallenverzekering afgesloten worden?
Aangeven van statuut: via een applicatie?
Het verenigingswerk zal moeten geregistreerd worden bij de overheid via een ‘gebruiksvriendelijke applicatie’. Welke technische vereisten zijn noodzakelijk en wat met verenigingen die niet over de vereiste technische hulpmiddelen beschikken? Wanneer zal deze app beschikbaar zijn? Ook hierover blijft het tasten in het duister.
Standaardovereenkomst
Tussen uw vereniging en de verenigingswerker zal, ten laatste voor aanvang van het verenigingswerk, een standaardovereenkomst moeten gesloten worden die de afspraken vastlegt tussen de organisatie en de verenigingswerker. Wat deze overeenkomst precies inhoudt, is nog niet bekend. De ministerraad keurde intussen wel al een standaardovereenkomst goed via een ontwerp van koninklijk besluit. Mogelijk komt alles hierdoor in een stroomversnelling terecht. Echter, … 
Verder overleg?
U merkt het, er ligt nog heel wat verduidelijkingswerk op de plank, en dit tegen 1/1/2018… Het is evident dat nog heel wat zaken moeten uitgeklaard worden door de regering. Tevens moeten volgens onze informatie de Nationale Arbeidsraad, de Hoge raad voor de vrijwilligers en de Raad van State zich nog uitspreken over de ontwerpen vooraleer een finaal ontwerp kan goedgekeurd worden.
Wordt ongetwijfeld vervolgd!


Decembervoorschot voor btw-kwartaalaangevers - nieuwe bedragen vrijwilligers – vdsc Nieuwsflash nr. 173

DECEMBERVOORSCHOT
Btw-belastingplichtige vzw’s die per kwartaal een btw-aangifte indienen, waren tot voor kort verplicht  btw voorschotten te betalen. In het kader van een verdere vereenvoudiging van de btw-regelgeving heeft de fiscus beslist om dit systeem van verplichte kwartaalvoorschotten af te schaffen sinds 1 april 2017. Net zoals dit al het geval was voor maandaangevers, moet u hierdoor sinds dit jaar wel een decembervoorschot betalen!
Sinds 1 april mag uw vzw wel nog steeds kwartaalvoorschotten betalen, maar niettemin moet u vanaf dit jaar een decembervoorschot betalen, net zoals maandaangevers dat moeten doen. Uiterlijk op 24 december 2017 moet het decembervoorschot op hetzelfde bankrekeningnummer van de btw-ontvangsten Brussel staan, met vermelding van de gebruikelijke referte voor periodieke btw-betalingen (btw-nummer gevolgd door twee bijkomende cijfers).
Of uw vzw effectief een decembervoorschot op de rekening van de Belgische Staat moet storten, hangt af van de belaste handelingen die verricht/ontvangen werden met betrekking tot het derde of vierde kwartaal.
Kwartaalindieners mogen zelf kiezen hoe zij dit decembervoorschot willen berekenen:
1) Decembervoorschot = te betalen btw over de periode van 1 oktober tot en met 20 december
Kwartaalindieners mogen ervoor kiezen om het btw-bedrag dat verschuldigd is over de periode 1 oktober tot en met 20 december te betalen. Kiest men voor deze berekeningswijze, dan moet het bekomen btw-bedrag in rooster 91 van de btw-aangifte met betrekking tot het vierde kwartaal worden ingevuld. Dit bedrag moet uiterlijk op 24 december 2017 gestort zijn.
Is er geen te betalen btw over deze periode, dan vult de kwartaalindiener 0,00 EUR in in rooster 91 en moet hij geen decembervoorschot betalen.
2) Decembervoorschot = btw die betaald werd op basis van de btw-aangifte van het derde kwartaal
De andere optie is om de btw die de vzw moest betalen op basis van de btw-aangifte van het derde kwartaal, nogmaals te betalen als decembervoorschot.
Bevatte rooster 71 van de btw-aangifte met betrekking tot het derde kwartaal een positief te betalen saldo, dan moet ditzelfde bedrag nogmaals betaald worden vóór 24 december.
Bevatte rooster 71 van de btw-aangifte met betrekking tot het derde kwartaal een bedrag van 0,00 EUR of bevatte rooster 72 van deze btw-aangifte een te ontvangen btw-saldo, dan moet geen decembervoorschot gestort worden.
Kiest uw vzw voor deze tweede berekeningswijze, dan moet geen enkel bedrag ingevuld worden in rooster 91 van de btw-aangifte m.b.t. het vierde kwartaal.
Conclusie: maak eerst zelf de berekening en kijk welke berekeningswijze van het decembervoorschot het meest voordeling is voor uw vzw. Het betaalde voorschot wordt verrekend met het te betalen saldo van de btw-aangifte over het vierde kwartaal, welke uiterlijk op
0 januari van het nieuwe jaar (2018) ingediend moet zijn.
Hou rekening met de datum van 24 december en maak snel de berekening! Zo kan u tijdig een betaling doen en vermijdt u interesten! 
BEDRAGEN VRIJWILLIGERS 2018