• Nederlands
  • Français
  • Deutsch
  • English

Wet betreffende de Pleziervaart - 1 juli 2018

Deze nieuwe wet voor de pleziervaart is sinds 1 juli 2018 van kracht. Het is belangrijk dat de pleziervaarder deze nieuwe wetgeving kent. Veel leesplezier.. en vaar vooral veilig.

 

belgiëlex.be   -  Kruispuntbank Wetgeving

Raad van State

Kamer van volksvertegenwoordigers

ELI - Navigatie systeem via een Europese identificatiecode voor wetgeving
http://www.ejustice.just.fgov.be/eli/wet/2018/07/05/2018031463/staatsblad

einde

 

Publicatie : 2018-07-17
Numac : 2018031463

 

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

 

Scheepvaart

 

5 JULI 2018. - Wet betreffende de pleziervaart

FILIP, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Art. 2. Voor de toepassing van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten wordt verstaan onder :
1° "schip" : elk tuig, met of zonder eigen beweegkracht, met of zonder waterverplaatsing, dat drijft of heeft gedreven en dat wordt gebruikt of geschikt is om te worden gebruikt als middel van verkeer te water, met inbegrip van luchtkussenvaartuigen doch met uitsluiting van vaste tuigen, watervliegtuigen en amfibievaartuigen;
2° "pleziervaartuig" : elk schip dat, al dan niet voor bedrijfs- of beroepsgebruik, aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitsluiting van de schepen gebruikt voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;
3° "pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik" : elk pleziervaartuig dat wordt gebruikt bij de uitoefening van een economische activiteit, met of zonder winstoogmerk, door een onderneming of een natuurlijk persoon, ongeacht de plaats waar deze activiteit wordt uitgeoefend, evenals elk pleziervaartuig dat wordt geregistreerd door een verhuurbedrijf;
4° "Belgische wateren" : de territoriale zee en de bevaarbare binnenwateren;
5° "EEZ" : de Belgische Exclusieve Economische Zone;
6° "minister" : de minister die de pleziervaart onder zijn bevoegdheden heeft;
7° "scheepvaartcontrole" : het onderdeel van de federale overheid dat in het bijzonder belast is met de handhaving van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten, en dat daartoe door de Koning wordt aangewezen;
8° "verhuurbedrijf" : een rechtspersoon die in zijn statuten het verhuur van pleziervaartuigen heeft opgenomen;
9° "waterscooter" : een pleziervaartuig met een romplengte van minder dan vier meter dat een voortstuwingsmotor met een waterstraalpomp als primaire voortstuwingsbron gebruikt en ontworpen is om door een op en niet in de romp zittende, staande of knielende persoon te worden bediend;
10° "passagier" : iedere persoon aan boord met uitzondering van :
a. de gezagvoerder en de bemanningsleden of andere personen die in welke hoedanigheid dan ook in dienst of tewerkgesteld zijn aan boord van een schip ten behoeve van dat schip;
b. een kind beneden de leeftijd van één jaar.


Art. 3.

§ 1. Deze wet is van toepassing op :
1° alle pleziervaartuigen, ongeacht het land van registratie, vanaf tweeënhalve meter die gebruikt worden op de Belgische wateren;
2° pleziervaartuigen die geregistreerd zijn overeenkomstig artikel 5;
3° waterscooters die gebruikt worden op de Belgische wateren.

§ 2. Deze wet is niet van toepassing, tenzij anders bepaald, op :
1° schepen die gebruikt worden of bestemd zijn voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;
2° tuigen gebruikt voor brandingsporten, zoals kites, windsurftuigen en surfplanken, met uitzondering van waterscooters;
3° tuigen voor strandvermaak zoals opblaasbare rubberbootjes die niet geschikt zijn voor een motor en luchtmatrassen;
4° kano's en kajaks, gondels en waterfietsen;
5° overheidsvaartuigen.
Indien over bepaalde types van schepen onduidelijkheden zijn over het toepassingsgebied, kan de Koning, na advies van de sector, bepalen of deze wet van toepassing is op deze vaartuigen. De Koning bepaalt de wijze waarop het overleg met de sector wordt georganiseerd en de wijze waarop deze beslissingen worden bekendgemaakt.

§ 3. De Koning kan, in afwijking van de paragrafen 1 en 2, de pleziervaart met pleziervaartuigen kleiner dan tweeënhalve meter, de brandingsporten bedoeld in paragraaf 2, 2°, en de pleziervaart bedoeld in paragraaf 2, 4°, regelen.
 

HOOFDSTUK 2. - Registratie van de pleziervaartuigen

Art. 4. Elk pleziervaartuig dat kan gebruikt worden en zich in de Belgische wateren bevindt, moet geregistreerd zijn en beschikken over een van de volgende documenten :
1° een registratiebrief afgegeven overeenkomstig artikel 6;
2° een bewijs van registratie afgegeven door de overheid van een ander land.
 

Art. 5.

§ 1. De volgende pleziervaartuigen kunnen in België worden geregistreerd :
pleziervaartuigen vanaf tweeënhalve meter waarvan de eigenaar een band met België heeft. Een band met België is er wanneer de eigendom van een pleziervaartuig :
a. voor meer dan 50 % in eigendom is van Belgen of van in België wonende natuurlijke personen; of
b. voor 50 % eigendom is van een rechtspersoon ingeschreven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen; of
c. beantwoordt aan een combinatie van de voorwaarden onder a en b, indien het vaartuig in mede-eigendom wordt gedeeld door een natuurlijk persoon en een rechtspersoon.
2° pleziervaartuigen die in België in de handel worden gebracht overeenkomstig Richtlijn 2013/53/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 betreffende pleziervaartuigen en waterscooters en tot intrekking van Richtlijn 94/25/EG.

§ 2. De keuze van de naam en van de Belgische thuishaven van een pleziervaartuig in de registratieaanvraag moet worden goedgekeurd door de overheid bedoeld in artikel 7, 6°. De thuishaven moet de officiële naam van een Belgische stad of gemeente zijn.

§ 3. Bij de aanvraag tot registratie is een retributie verschuldigd door de aanvrager voor het onderzoek en de afgifte of weigering van de registratiebrief bedoeld in artikel 6.

§ 4. De registratie blijft geldig tot het ogenblik dat :
1° de eigendom van het pleziervaartuig volledig of gedeeltelijk wordt overgedragen om niet of onder bezwarende titel;
2° de overheid bedoeld in artikel 7, 6°, de registratie ambtshalve schrapt.
 

Art. 6.

§ 1. Voor de pleziervaartuigen die geregistreerd worden overeenkomstig artikel 5 en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld overeenkomstig artikel 7, 4°, wordt een registratiebrief afgegeven.

§ 2. De registratiebrief is vijf jaar geldig. De registratiebrief vervalt evenwel indien :
1° het pleziervaartuig niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 7, 4° ;
2° de eigendom van het pleziervaartuig volledig of gedeeltelijk werd overgedragen om niet of onder bezwarende titel;
3° de naam of thuishaven van het pleziervaartuig wordt gewijzigd;
4° het pleziervaartuig een ingrijpende verbouwing ondergaat;
5° een nieuwe motor wordt geïnstalleerd.

§ 3. Er wordt kosteloos een nieuwe registratiebrief afgegeven na het verstrijken van de oude brief indien :
1° het pleziervaartuig nog voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 7, 4° ; en
2° de eigendom van het pleziervaartuig niet volledig of gedeeltelijk werd overgedragen om niet of onder bezwarende titel; en
3° de naam en thuishaven van het pleziervaartuig niet werd gewijzigd; en
4° het pleziervaartuig geen ingrijpende verbouwing heeft ondergaan; en
5° geen nieuwe motor werd geïnstalleerd.
Indien de in het eerste lid bedoelde voorwaarden niet meer worden vervuld, is de eigenaar een retributie verschuldigd voor het onderzoek en de afgifte of weigering van de nieuwe registratiebrief.

Art. 7. De Koning bepaalt :
1° de vorm van en de vermeldingen in de registratiebrief bedoeld in artikel 6, § 1;
2° het bedrag van de retributie bedoeld in artikel 5, § 3, en artikel 6, § 3, tweede lid, en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan;
3° de gegevens die op de aanvraag tot registratie moeten worden meegedeeld en de wijze waarop de registratie moet worden aangevraagd;
4° de voorwaarden waaraan de pleziervaartuigen moeten voldoen om te worden geregistreerd;
5° het administratief statuut van de geregistreerde pleziervaartuigen;
6° de overheid welke bevoegd is voor het onderzoek, de weigering of de afgifte van een certificaat van registratie;
7° de bijzondere bepalingen voor de registratie van pleziervaartuigen voor handelaars;
8° de vermeldingen die op het pleziervaartuig moeten worden aangebracht;
9° de voorwaarden waaronder de registratie ambtshalve kan worden geschrapt.
 

HOOFDSTUK 3. – Veiligheid

Art. 8.

§ 1. Geen enkel pleziervaartuig mag worden gebruikt in de Belgische wateren en de EEZ zonder in staat van veiligheid te zijn, of wanneer de veiligheid van derden in gevaar kan worden gebracht.
Geen pleziervaartuig geregistreerd overeenkomstig artikel 5, § 1, mag in vreemde wateren worden gebruikt zonder in staat van veiligheid te zijn, of wanneer de veiligheid van derden in gevaar kan worden gebracht.

§ 2. Geen enkel pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik kan in Belgische wateren worden gebruikt zonder te beschikken over een certificaat van deugdelijkheid of een gelijkwaardig buitenlands certificaat. Het certificaat bevestigt, tot het tegenbewijs is geleverd, dat het pleziervaartuig in al zijn delen beantwoordt aan de voorschriften van deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Geen enkel pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik en geregistreerd overeenkomstig artikel 5, § 1, kan in vreemde wateren worden gebruikt zonder te beschikken over een certificaat van deugdelijkheid.
Het certificaat van deugdelijkheid wordt afgegeven door de scheepvaartcontrole. Bij de aanvraag tot het verkrijgen van een certificaat van deugdelijkheid is een retributie verschuldigd door de aanvrager voor het onderzoek en de afgifte of weigering van het certificaat van deugdelijkheid.
Het certificaat van deugdelijkheid is vijf jaar geldig.

§ 3. De scheepvaartcontrole kan bij de aanvraag tot het verkrijgen van een certificaat van deugdelijkheid op verzoek van de aanvrager een voorlopig certificaat van deugdelijkheid zonder verder onderzoek afgeven indien het pleziervaartuig zich in Belgische wateren bevindt. Een pleziervaartuig met een voorlopig certificaat van deugdelijkheid moet te allen tijde voldoen aan de voorwaarden en uitrusting opgelegd door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Voor de aanvraag en afgifte van een voorlopig certificaat van deugdelijkheid is geen retributie verschuldigd.
Het voorlopig certificaat van deugdelijkheid kan enkel worden afgegeven voor een maximale periode van zes maanden, en is niet verlengbaar.

§ 4. De Koning kan een organisatie machtigen om de taken bedoeld in dit hoofdstuk uit te voeren en bepaalt onder welke voorwaarden dit zal geschieden.

§ 5. De scheepvaartcontrole is bevoegd om de gelijkwaardigheid van het buitenlands certificaat bedoeld in § 2, eerste lid, te beoordelen.

Art. 9. Een pleziervaartuig dat niet in staat van veiligheid is of zich in Belgische wateren bevindt zonder een document aan boord als bedoeld in artikel 4, kan door de scheepvaartcontrole een verbod tot afvaart opgelegd krijgen.
Beroep tegen het verbod tot afvaart kan worden ingediend bij verzoekschrift gericht aan de Rijkscommissaris bij de onderzoeksraad voor de scheepvaart waarin de middelen worden uiteengezet. Het beroep wordt behandeld overeenkomstig de bepalingen van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart.
Het verbod tot afvaart wordt door de scheepvaartcontrole aan de scheepvaartpolitie bekendgemaakt.

Art. 10. De Koning bepaalt :
1° de voorwaarden waaraan een pleziervaartuig moet voldoen om in staat van veiligheid te zijn;
2° de bijkomende voorwaarden waaraan een pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik moet voldoen;
3° de indeling in zones van de Belgische wateren, de EEZ en vreemde wateren voor de toepassing van dit hoofdstuk;
4° de vereiste uitrusting aan boord van pleziervaartuigen per zone en per type van pleziervaartuig;
5° de vereiste bijkomende uitrusting aan boord van pleziervaartuigen voor bedrijfs- en beroepsgebruik per zone en per type van pleziervaartuig;
6° het bedrag van de retributie bedoeld in artikel 8, § 2, derde lid, en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan;
7° de voorwaarden voor het afgeven van het certificaat van deugdelijkheid en een voorlopig certificaat van deugdelijkheid;
8° de vorm en inhoud van het certificaat van deugdelijkheid en van een voorlopig certificaat van deugdelijkheid.

HOOFDSTUK 4. - Vaarbevoegdheidsbewijzen
 

Art. 11.

§ 1. Ieder die op de Belgische wateren een pleziervaartuig bestuurt moet houder zijn van een geldig vaarbevoegdheidsbewijs voor de categorie van pleziervaartuig dat hij bestuurt en voor de zone waarin hij vaart.
De Koning kan ontheffing verlenen van de in het eerste lid voorgeschreven verplichting uit hoofde van het type van pleziervaartuig, de zone of de aard van de uitgevoerde activiteiten.

§ 2. Onverminderd paragraaf 1 kan geen pleziervaartuig voor bedrijfs- of beroepsgebruik worden gebruikt zonder een vaarbevoegdheidsbewijs, of een privaat of buitenlands certificaat dat als gelijkwaardig wordt beschouwd, tenzij :
1° het pleziervaartuig wordt verhuurd voor private doeleinden en zonder bestuurder;
2° het pleziervaartuig door de verhuurfirma wordt gebruikt voor private doeleinden.

§ 3. Voor het afleggen van een examen tot het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs is door de geëxamineerde een retributie verschuldigd.
Voor het onderzoek en de afgifte of de weigering van een vaarbevoegdheidsbewijs is door de aanvrager een retributie verschuldigd.
 

Art. 12. Met het oog op de erkenning van gelijkwaardigheid, bedoeld in artikel 11, § 2, wordt een Commissie voor de Pleziervaart opgericht. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de Commissie voor de Pleziervaart en kan haar bijkomende taken voor de toepassing van deze wet of zijn uitvoeringsbesluiten toekennen.
 

Art. 13. De Koning bepaalt :
1° de indeling van de Belgische wateren, de EEZ en de vreemde wateren in zones voor de toepassing van dit hoofdstuk;
2° de verschillende vaarbevoegdheidsbewijzen;
3° de voorwaarden tot het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs;
4° de organisatie van de examens voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs;
5° de inhoud van de leerstof waarover het examen voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs zal handelen;
6° de praktische ervaring waarover men moet beschikken om een vaarbevoegdheidsbewijs te verkrijgen;
7° de lichamelijke geschiktheid voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheidsbewijs;
8° de vorm en de inhoud van de vaarbevoegdheidsbewijzen;
9° de wijze van aanvraag en afgifte van de vaarbevoegdheidsbewijzen;
10° de overheid belast met de afgifte van de vaarbevoegdheidsbewijzen;
11° het bedrag van de retributies bedoeld in artikel 11, § 3, en de nadere regels voor de toepassing en de inning ervan.
 

HOOFDSTUK 5. - Activiteiten

Art. 14. Wedstrijden of sport- en ontspanningsactiviteiten in groepsverband in de territoriale zee zijn verboden zonder toelating van de scheepvaartcontrole.

Art. 15. De Koning bepaalt :
1° de wijze voor aanvraag en afgifte of weigering van een toelating als bedoeld in artikel 14;
2° de bijzondere weersomstandigheden waarin bepaalde activiteiten kunnen worden verboden.
 

HOOFDSTUK 6. - Aansprakelijkheid

Art. 16. De Koning kan een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid opleggen voor bepaalde categorieën van pleziervaartuigen of voor bepaalde activiteiten met pleziervaartuigen.
 

HOOFDSTUK 7. - Handhaving

Art. 17. De Koning wijst de ambtenaren en beambten aan die belast zijn met het opsporen en vaststellen van feiten die door deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten strafbaar worden gesteld.
Deze ambtenaren en beambten kunnen zich alle inlichtingen doen verstrekken en bescheiden doen overleggen die zij tot het volbrengen van hun taak nodig achten en ze kunnen overgaan tot alle nuttige vaststellingen. De ambtenaren en beambten hebben de vrije toegang tot het pleziervaartuig en de jachthavens voor het vaststellen van de overtredingen. Toegang tot de bewoonde gedeelten van pleziervaartuigen kan evenwel enkel met de toelating van de onderzoeksrechter.
Zij stellen de strafbare feiten vast in processen-verbaal die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel en waarvan een kopie aan de overtreder wordt gestuurd binnen vijftien dagen na de datum van de vaststelling van het strafbaar feit.

Art. 18. § 1. De eigenaar van een pleziervaartuig dat in de Belgische wateren wordt gebruikt en dat niet geregistreerd is overeenkomstig artikel 4 en de persoon die er op dat ogenblik mee vaart, worden gestraft met een administratieve geldboete van 500 euro.
Inbreuken op de andere bepalingen van hoofdstuk 2 en zijn uitvoeringsbesluiten worden gestraft met een administratieve geldboete van 26 tot 100 euro.

§ 2. Inbreuken op de bepalingen van hoofdstuk 3 en zijn uitvoeringsbesluiten worden gestraft met een administratieve geldboete van 26 tot 5.000 euro.

§ 3. Het varen met een pleziervaartuig zonder over het correcte vaarbevoegdheidsbewijs te beschikken wordt gestraft met een administratieve geldboete van 500 euro.
Inbreuken op de andere bepalingen van hoofdstuk 4 en zijn uitvoeringsbesluiten worden gestraft met een administratieve geldboete van 26 tot 100 euro.

§ 4. Inbreuken op artikel 14 worden gestraft met een administratieve geldboete van 1.000 euro. Inbreuken op de bepalingen vastgesteld in uitvoering van artikel 15, 2°, worden gestraft met een administratieve geldboete van 500 euro.

§ 5. Inbreuken op de uitvoeringsbesluiten vastgesteld in uitvoering van artikel 3, § 3, en artikel 16, worden gestraft met een administratieve geldboete van 500 euro.

§ 6. Indien de inbreuken gepleegd worden met een pleziervaartuig bestemd voor bedrijfs- of beroepsgebruik worden de bedragen bedoeld in de paragrafen 1 tot 5 verdubbeld.

§ 7. De administratieve boete zoals bedoeld in paragrafen 1 tot 6 wordt opgelegd overeenkomstig de procedure bepaald in de wet van 25 december 2016 tot instelling van administratieve geldboetes van toepassing in geval van inbreuken op de scheepvaartwetten.
 

HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen

Art. 19. Artikel 1, derde lid, van de wet van 30 juli 1926 tot instelling van een onderzoeksraad voor de scheepvaart wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidende :
"4° de pleziervaartuigen bedoeld in de wet van 5 juli 2018 betreffende de pleziervaart.".

Art. 20. Artikel 9 van dezelfde wet wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
"De onderzoeksraad neemt bovendien kennis van de beroepen tegen de beslissingen van de scheepvaartcontrole ingesteld overeenkomstig artikel 9, tweede lid, van de wet van 5 juli 2018 betreffende de pleziervaart.".

Art. 21. In artikel 12, eerste lid, van dezelfde wet wordt het woord "tien" vervangen door het woord "vijftien".

Art. 22. In artikel 14, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden "Onder deze bijzitters moeten er tenminste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van kapitein, ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van werktuigkundige of motorist en ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van schipper onbeperkt vaargebied" vervangen door de woorden "Onder deze bijzitters moeten er ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van kapitein, ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van werktuigkundige of motorist, ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs van schipper onbeperkt vaargebied en ten minste twee een Belgisch vaarbevoegdheidsbewijs voor de pleziervaart hebben".

Art. 23. In artikel 1 van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, gewijzigd bij de wet van 22 januari 2007, worden de bepalingen onder 5° en 6° opgeheven.

Art. 24. In artikel 2, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 januari 2007, worden de woorden "of pleziervaartuig" telkens opgeheven.

Art. 25. In artikel 3 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 22 januari 2007, wordt de bepaling onder 3° opgeheven.

Art. 26. In artikel 17bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 januari 2007, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 27. In artikel 17ter van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 januari 2007, wordt paragraaf 2 opgeheven.

Art. 28. Artikel 34 van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van de zeeschepen wordt opgeheven.

Art. 29. De wet van 21 mei 1991 betreffende het invoeren van een stuurbrevet voor het bevaren van de scheepvaartwegen van het Rijk wordt opgeheven voor wat de pleziervaart betreft.
 

HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepaling en inwerkingtreding

Art. 30. De Koning kan overgangsmaatregelen met betrekking tot de registratie vaststellen voor de pleziervaartuigen die geregistreerd werden overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 juni 1999 :
1° betreffende de inschrijving en de registratie van de pleziervaartuigen;
2° tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van de zeeschepen en het in werking treden van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen;
3° tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement van de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust, of artikel 9.03 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 24 september 2006 houdende vaststelling van het algemeen politiereglement voor de scheepvaart op de binnenwateren van het Koninkrijk.

Art. 31. Deze wet treedt in werking op 1 juli 2018 met uitzondering van hoofdstuk 2 dat in werking treedt op 1 januari 2019.

Gegeven te Brussel, 5 juli 2018.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,
M. DE BLOCK
De Minister van Mobiliteit,
Fr. BELLOT
De Staatssecretaris voor Noordzee,
Ph. DE BACKER
Met 's Lands zegel gezegeld :
De Minister van Justitie,
K. GEENS
_______
Nota
Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be)
Stukken : 54-3105
Integraal verslag : 21 juni 2018

begin

 

Publicatie : 2018-07-17
Numac : 2018031463